Pagina's

vrijdag 9 februari 2018

For All the Tea in China



Iedereen die én houdt van thee èn geschiedenis kan zichzelf een groot plezier doen door zich dit boek aan te schaffen, ook al is het in het Engels. Sarah Rose, een in New York wonende Amerikaanse schrijfster, schreef een vlot lezend boek over Robert Fortune, een Victoriaanse plant hunter en zijn avonturen in China en draait daar handig heel wat thee-weetjes door. Het leest soms bijna als een roman, en de schrijfster sleept je mee in het verhaal hoe de East India Company het Chinese thee-monopolie probeerde te breken.

Het begon allemaal in 1842 toen China en Groot-Britannië vrede sloten en Robert Fortune door de Royal Horticultural Society naar China gestuurd werd om er planten te verzamelen, de eerste Engelsman die van het Foreign Office de toelating kreeg om het land in te trekken. De bedoeling was dubbel: wetenschappelijk, om de duizenden onbekende planten van China te ontdekken en catalogiseren, maar ook economisch, om er de mogelijke waarde als product van te ontdekken. De expeditie, waarin Fortune zich voor de eerste keer succesvol als Chinees vermomde, was succesvol, en zijn boek Three Years' Wanderings in the Northern Provinces of China een bestseller.

Op 12 januari 1848 verdeelde een klerk van de East India Company de inhoud van een kist thee over kleine zakjes die naar de grote Londense theehandelaren werden opgestuurd om te testen. Deze thee kwam echter niet uit China maar uit Indië, en voor de Company was hij van levensbelang nu ze haar thee-monopolie in de handel met China was kwijtgeraakt en de Chinezen steeds hogere prijzen vroegen. De reactie was goed, en ze bewees dat thee kon groeien en geoogst en bewerkt kon worden in de Himalaya, maar er ontbrak iets: geen enkele thee kon qua aroma en fruitigheid wedijveren met de Chinezen. De Indische theeplant was immers de Camilla sinensis var. assamica, een minder mooi geurende en smakende variant. Dan was de oplossing toch simpel: verhuis Chinese planten naar de Himalaya en klaar is kees...

Eerst probeerde men dit door zaaigoed en zelfs stekjes te kopen in de Chinese havens maar de kwaliteit bleek abominabel.  Er was dus een andere methode nodig. En daar kwam op 7 mei 1848 Dr John Forbes Royle in naam van de East India Company over spreken met Fortune, nu de directeur van de Chelsea Physic Garden. Een week later kreeg Fortune een voorstel, en vier maanden later was hij in Shanghai, klaar om China in te trekken. Tegen oktober was hij in Zhejiang, tegen november in Anhui, en verzamelde hij zorgvuldig zaden en stekjes om ze op te sturen naar Indië...

Waar ze zo beschadigd arriveerden dat alles nutteloos bleek. In mei en juni 1849 trok Fortune dus terug China in, opnieuw vermomd als rijke Chinese mandarijn. Deze keer trok hij naar Bohea en het startpunt van de Great Tea Road, het thuis van de beste Chinese zwarte thee, en ondermeer naar de plaats waar de legendarische Da Hong Pao, Big Red Robe, werd geteeld en gemaakt. Hij kocht er honderden stekjes en zaden, en deze keer overleefden ze wel de reis naar Indië. Volgens Fortune kwamen er 12.800 heelhuids aan, en in Darjeeling vind je vandaag nog planten en hun directe afstammelingen, jat genaamd, en ze zijn de basis voor de reputatie van thee uit Darjeeling. Al snel vertrok een stroom van Indische thee via de schepen van de East India Company naar Engeland, en het fortuin van de Company was opnieuw veilig.

Het boek leest als een mengeling van een grote avonturenroman en een historisch werk. Het legt uit wat thee is, en wat thee betekende in 19de eeuws Engeland, maar ook in 19de eeuws China. Het leest als een trein en zit boordevol informatie over de East India Company. Het Engels is niet te moeilijk om te volgen, er zijn behoorlijk spannende passages en het is heel informatief. Zo zelfs dat het ook voor niet thee-fanaten erg leesbaar en leuk is. Voor theefanaten is het echter een toppertje.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten